Begrippenlijst Muziekinstrumenten en Audioapparatuur
A
- Akoestisch: Zonder elektrische versterking. Een akoestisch instrument produceert geluid door de fysieke vibraties van het materiaal waaruit het is gemaakt.
- Arpeggio: Het spelen van de noten van een akkoord na elkaar in plaats van tegelijkertijd.
- Aanslaggevoeligheid: Het vermogen van een toetsinstrument om de dynamiek van een toon te veranderen op basis van de kracht waarmee een toets wordt aangeslagen.
- A/D-converter: Een apparaat dat analoge signalen omzet in digitale data, essentieel voor digitale opname en verwerking.
B
- Backline: De versterkers, luidsprekers en andere apparatuur die op het podium worden gebruikt door muzikanten tijdens een live optreden.
- Balans: De verhouding van het volume van verschillende geluidsbronnen binnen een mix.
- Bandpass-filter: Een filter dat alleen frequenties binnen een bepaald bereik doorlaat en de rest blokkeert.
- Bariton: Een stem- of instrumentregister dat ligt tussen tenor en bas.
C
- Capo: Een klem die op de hals van een snaarinstrument wordt geplaatst om de toonhoogte van de snaren te verhogen.
- Compressor: Een apparaat of software die het dynamisch bereik van een audiosignaal vermindert door de luidste delen zachter te maken en de zachte delen te versterken.
- Chorus: Een effect dat een enkel audiosignaal dubbel en vertraagd weergeeft om een voller en dikker geluid te creëren.
- Crossfade: Het geleidelijk in- en uitfaden van twee audiosignalen om een soepele overgang te creëren.
D
- DAW (Digital Audio Workstation): Software die wordt gebruikt voor het opnemen, bewerken en produceren van audio.
- Delay: Een effect dat een geluidsignaal vertraagt om een echo-achtig geluid te creëren.
- Diapason: De standaard toonhoogte of frequentie waarop een instrument wordt gestemd, vaak A = 440 Hz.
- Direct inject (DI) box: Een apparaat dat een instrument- of lijningangssignaal omzet in een microfoonsignaal, meestal gebalanceerd, voor aansluiting op een mengpaneel.
E
- Equalizer (EQ): Een apparaat of software die bepaalde frequentiebereiken van een audiosignaal versterkt of verzwakt om de klankkleur te wijzigen.
- Echo: Een herhaling van een geluid als gevolg van reflectie van geluidsgolven van een oppervlak.
- Envelope: De beschrijving van hoe een geluid in de tijd verandert, vaak opgedeeld in vier fasen: Attack, Decay, Sustain, en Release (ADSR).
F
- Fret: Een metalen strip op de hals van een snaarinstrument, die de toonhoogte van de gespeelde noot bepaalt wanneer de snaar wordt ingedrukt.
- Feedback: Een lus waarin een audio-uitgangssignaal weer als ingangssignaal wordt opgenomen, wat resulteert in een piepend of gillend geluid.
- Flanger: Een effect dat een tijdvertraagd duplicaat van het audiosignaal toevoegt en de timing daarvan varieert om een “jetplane”-achtig geluid te creëren.
G
- Gain: De mate van versterking van een audiosignaal, meestal ingesteld door een voorversterker.
- Gate: Een dynamisch effect dat geluid onder een bepaalde drempelwaarde dempt of elimineert.
- Glissando: Een glijdende overgang tussen twee tonen, waarbij alle tussenliggende tonen kort worden aangeraakt.
H
- Humbucker: Een type gitaarelement dat ontworpen is om brom en andere ongewenste geluiden te verminderen door twee spoelen te gebruiken.
- Harmonizer: Een effect dat een signaal afspeelt op meerdere toonhoogtes om harmonieën te creëren.
I
- Interface: Een apparaat dat audiosignalen omzet naar digitale gegevens voor opname en bewerking op een computer, en omgekeerd.
- Impedantie: De weerstand van een elektrisch circuit tegen wisselstroom, belangrijk bij de aansluiting van verschillende audioapparaten.
J
- Jack: Een stekker of aansluiting die wordt gebruikt voor audioapparatuur, zoals de 1/4 inch aansluiting voor instrumentkabels.
- Jitter: Onregelmatige vertraging in het tijdsinterval van een digitaal audiosignaal, wat de geluidskwaliteit kan beïnvloeden.
K
- Klankkast: Het holle gedeelte van een akoestisch instrument dat fungeert als een resonator om het geluid te versterken.
- Keybed: Het mechanische deel van een toetseninstrument waarop de toetsen worden gemonteerd.
L
- Limiter: Een type compressor dat wordt gebruikt om de piekniveaus van een audiosignaal te beperken tot een bepaald maximum.
- Latency: De vertraging tussen het moment dat een geluidssignaal wordt ingevoerd en het moment dat het wordt gehoord.
M
- MIDI (Musical Instrument Digital Interface): Een protocol dat elektronische muziekinstrumenten en computers met elkaar verbindt, zodat ze muzikale gegevens kunnen uitwisselen.
- Monitors: Luidsprekers die worden gebruikt door muzikanten en geluidstechnici om het geluid te horen tijdens het opnemen of uitvoeren.
N
- Nut: Een component op de hals van een snaarinstrument waar de snaren overheen lopen voordat ze de stemmechanieken bereiken.
- Noise gate: Een effect dat ongewenste achtergrondgeluiden elimineert door alleen signalen boven een bepaalde drempelwaarde door te laten.
O
- Overdrive: Een effect dat het geluid van een elektrische gitaar vervormt door het audiosignaal te versterken tot het punt van clipping.
- Oscillator: Een elektronisch circuit dat een periodiek signaal genereert, gebruikt in synthesizers om klanken te creëren.
P
- Pick-up: Een transducer die de trillingen van de snaren van een elektrische gitaar opvangt en omzet in een elektrisch signaal.
- Phantom power: Een manier om condensatormicrofoons van stroom te voorzien via de microfoonkabel.
- Patchbay: Een paneel met verschillende aansluitpunten voor het organiseren en routen van audiosignalen.
Q
- Quantization: Het proces van het corrigeren van de timing van noten in een MIDI-sequentie zodat ze precies op de maat vallen.
- Q-factor: Een parameter in equalizers die de bandbreedte van het versterkte of verzwakte frequentiebereik bepaalt.
R
- Reverb: Een effect dat de natuurlijke nagalm van een ruimte simuleert, waardoor het geluid ruimtelijker wordt.
- Ribbon microfoon: Een type microfoon dat gebruik maakt van een dunne metalen strip die tussen magneten hangt om geluid om te zetten in een elektrisch signaal.
S
- Synthesizer: Een elektronisch instrument dat verschillende geluiden kan genereren door middel van oscillatoren en filters.
- Sample rate: Het aantal geluidsmonsters dat per seconde wordt opgenomen of afgespeeld, meestal gemeten in kilohertz (kHz).
T
- Tuner: Een apparaat of software dat wordt gebruikt om de stemming van een muziekinstrument te controleren en te corrigeren.
- Tremolo: Een effect dat een snelle, periodieke variatie in volume van een geluidssignaal veroorzaakt.
U
- Unison: Het samenklinken van twee of meer muzikale stemmen op exact dezelfde toonhoogte.
- USB audio interface: Een apparaat dat audio- en MIDI-gegevens naar en van een computer verzendt via een USB-verbinding.
V
- Vocoder: Een apparaat of software die de klankkleur van de menselijke stem combineert met een synthesizer om een mechanisch, robotachtig geluid te creëren.
- Volume envelope: De vorm van de volumecurve van een geluid, bepaald door de ADSR (Attack, Decay, Sustain, Release) parameters.
W
- Wah-wah pedal: Een pedaaleffect dat het frequentiebereik van een elektrisch instrument verandert, waardoor een “wah-wah” geluid ontstaat.
- Waveform: De vorm van de grafiek die een geluidsgolf beschrijft, die de amplitude van het geluid over de tijd laat zien.
X
- XLR: Een type connector die vaak wordt gebruikt voor gebalanceerde audiosignalen, zoals die van microfoons.
- X-stand: Een standaard die vaak wordt gebruikt om keyboards of synthesizers op te plaatsen.
Y
- Yoke: Een beugel of houder die een microfoon of ander apparaat op zijn plaats houdt.
- Y-cable: Een kabel met één connector aan het ene uiteinde en twee connectors aan het andere uiteinde, gebruikt om een signaal te splitsen.
Z
- Zero latency monitoring: Een functie die directe monitoring van het ingevoerde audiosignaal zonder hoorbare vertraging mogelijk maakt.
- Zither: Een snaarinstrument dat vaak zonder hals wordt